De Baudelaire weeskinderen mogen naar school. Naar een echte kostschool: een plek waar je mag wonen en leren tegelijkertijd. Helaas valt ook die ervaring weer tegen: Sunny is te jong om naar school te gaan; ze moet werken als secretaresse. En dan komt er ook nog een gymleraar die wel heel veel op Count Olaf lijkt …
Montag is brandweerman. Maar dan een brandweerman die branden aansteekt - in plaats van dat hij ze dooft. Hij verbrandt boeken die hij in huizen vindt. Vaak verbrandt hij ook de huizen erbij. En soms ook nog de mensen van wie die boeken zijn. Maar na een tijdje vraagt hij zich af waarom hij dat eigenlijk zou moeten doen …
Stoner is een man van simpele komaf: zijn ouders hebben een klein boerderijtje en vrijwel geen geld. Toch laten ze hem naar de universiteit gaan, naar een wereld waarvan Stoner en zijn ouders nauwelijks iets begrijpen. En daar ontdekt hij de literatuur. En hij wordt een goede student, en later universitair docent aan diezelfde universiteit. Die universiteit is de plek waar hij het geluk denkt te vinden …
Christopher vindt de hond van de overbuurvrouw dood in de tuin. Vermoord. Christopher, die alle landen van de wereld met hun hoofdsteden en alle priemgetallen tot en met 7507 uit zijn hoofd kent, besluit deze moord op te lossen.
Als Serena Frome gaat studeren aan de universiteit van Cambridge, ontmoet ze daar een interessante professor die haar aan een baan bij de Britse geheime dienst helpt. Via dat werk bij MI5 komt ze in contact met de veelbelovende en charmante schrijver Thomas Haley. Maar Haley weet niet dat zij een dubbelrol speelt …
In 1941, in een dorpje aan de Thames, neemt de Britse schrijfster Virginia Woolf een drastisch besluit. Aan het eind van de twintigste eeuw wil Clarissa (‘Dalloway’) Vaughan in New York een feest geven voor haar vriend Richard. In Los Angeles, in 1949, tenslotte, woont Laura Brown met haar man en zoontje. Wat hebben die drie – ogenschijnlijk losse – verhalen met elkaar te maken?
'Report from the Interior' is een autobiografisch boek van de Amerikaanse schrijver Paul Auster, die hierin vertelt over zijn jeugd: van zijn vijfde tot ongeveer zijn vijfentwintigste levensjaar.