Een journalist leest een dagboek van een joodse man die lang in een concentratiekamp heeft gezeten. De commandant van dat kamp was een monster. En de journalist verneemt dat dit monster nog leeft …
Een marathonloper wordt aangesproken door een nazi-kampbeul, een tandarts die het op hem voorzien heeft. De hardloper heeft geen idee van de kwaadaardige wereld van (oud-)nazi’s en geheime diensten en hij zal hard moeten lopen om een bewapende tandarts te kunnen ontvluchten …
Als Ginger een oude vijand uit de Tweede Wereldoorlog, Erich von Stalhein, tegenkomt, begint er bij Biggles een lampje te branden: dit klopt niet. En ja, hoor, het is niet in orde: Von Stalhein is in Engeland om soldaten over te halen om naar de andere kant van het IJzeren Gordijn te gaan. Biggles zoekt uit waarom dat zo is.
Het is kort na de Tweede Wereldoorlog. Sergeant Biggles is met zijn kornuiten aangesteld om met vliegtuigen de misdaad voor Scotland Yard te bestrijden. Ze hebben weinig te doen. Maar dan horen ze over een duikbootkapitein, de oud-Nazi Von Schonbeck, die op een eiland in de Indische Oceaan goud verborgen heeft en dat nu wil terughalen.