2.3/5 - (3 stemmen)

Julius Caesar

Niveau:
Genre: drama - tragedy
Thema: history

Getagd op:
Verkrijgbaar bij bol.com
var bol_sitebar_v2={"id":"bol_1695755256084", "baseUrl":"partner.bol.com","productId":"34973997","familyId":"34973997","siteId":"30874","target":true,"rating":true,"price":true,"deliveryDescription":true,"button":true,"linkName":"Complete%20Works%20William%20Shakespeare%2C%20William%20Sh...","linkSubId":""};

SNEL NAAR...





Het begin!

Act I, Scene I. Rome. A street.

Enter Flavius, Marullus, and certain Commoners

Flavius:
Hence! home, you idle creatures get you home:
Is this a holiday? what! know you not,
Being mechanical, you ought not walk
Upon a labouring day without the sign
Of your profession? Speak, what trade art thou?

First Commoner:
Why, sir, a carpenter.

Marullus:
Where is thy leather apron and thy rule?
What dost thou with thy best apparel on?
You, sir, what trade are you?

Second Commoner
Truly, sir, in respect of a fine workman, I am but, as you would say, a cobbler.

Marullus:
But what trade art thou? answer me directly.

Second Commoner:
A trade, sir, that, I hope, I may use with a safe conscience; which is, indeed, sir, a mender of bad soles.

© Addison Wesley Longman Limited / New Swan Shakespeare, 1983

^ Terug naar boven

Algemeen

Als Caesar terugkomt in Rome van een succesvolle veldslag, wordt hij met gejuich ontvangen door het volk. Flavius en Marullus, twee ‘tribunes’ (bestuurders van de stad) temperen het enthousiasme: het volk is wel eens eerder al te enthousiast voor een (slechte) leider geweest. Als Caesar bij de senatoren en andere belangrijke leiders van de stad is, merkt hij dat het volk hem wel tot keizer wil kronen, maar dat de leiders van de stad daar niets voor voelen.
Er zijn allerlei voortekenen – het weer, vreemde gebeurtenissen, waarzeggers – die erop wijzen dat het onverstandig zou zijn om Caesar keizer van Rome te maken.
Cassius en Casca besluiten Brutus over te halen om de macht van Caesar te doorbreken. De bedachtzame Brutus raakt er al snel van overtuigd dat het goed zou zijn wanneer Caesar gedood zou worden. Samen met Cassius en Casca bespreekt hij of het nodig is dat ook Marcus Antonius uit de weg geruimd moet worden.
De volgende ochtend zijn de voortekenen slecht: het stormt en in de nacht is er weer van alles gebeurd wat niet normaal is. Toch besluit Caesar naar het Capitool te gaan om daar met de stadsbestuurders te spreken: hij is niet bang voor een aanslag en hij is ook wel gevleid door de mensen die hem als hun grote leider zien.
En dan wordt de moordaanslag op Caesar gepleegd. Brutus kan de moord eerst nog goedpraten, maar Marcus Antonius doet de stemming keren en het volk keert zich tegen de samenzweerders. De stadsstaat Rome raakt in een burgeroorlog verwikkeld.


^ Terug naar boven

Boekinformatie

ERK Niveau:
C2

Schrijver:
William Shakespeare

Jaar van uitgave:
1599

Aantal pagina's:
255

Tijd waarin het verhaal zich afspeelt:
1e eeuw v. Chr.

Plaats van handeling:
Italië, voornamelijk de stadsstaat Rome

Bijzonderheden:
Een toneelstuk in 5 bedrijven en in meerdere scenes


^ Terug naar boven

Het boek - onderwerp

IS HET BOEK VOOR JOU INTERESSANT?

Het toneelstuk ‘Julius Caesar’ behoort tot de zogenaamde tragedies van William Shakespeare. Hij gebruikte – net als veel van zijn tijdgenoten – historische bronnen om beroemde historische figuren tot leven te brengen op het toneel. Waarschijnlijk las hij voor dit stuk een Engelse vertaling van de beroemde Griekse historiograaf en filosoof Ploutarchos (Latijn: Plutarchus; Engels: Plutarch) die leefde van circa 46 tot 120 na Christus. Deze Plutarchus beschreef de levens van bekende politieke figuren, zoals Julius Caesar, Marcus Brutus en Marcus Antonius.
Als je houdt van verhalen over het oude Rome, dan is dit toneelstuk een heel goede keus. Je hoort/leest hierin een bepaalde visie op de moord op Julius Caesar, niet per se een waarheidsgetrouwe, maar zeker een heel menselijke en interessante.

Antony:
Friends, Romans, countrymen, lend me your ears.
I come to bury Caesar, not to praise him.
The evil that men do lives after them;
The good is oft interred with their bones,
So let it be with Caesar.
(Act III, Scene II, lines 70-74)


WAT MOET JE WETEN?

Voor het begrijpen en waarderen van ‘Julius Caesar’ is het wellicht handig dat je iets weet over de tijd waarin en over de plaats waar het verhaal zich afspeelt. Als Julius Caesar in het jaar 44 vóór Christus glorieus terugkeert in de stadsstaat Rome na zijn zoveelste overwinning, wordt hij zowel met gejuich als met argwaan ontvangen. Gejuich door het gewone volk: een grote militaire leider die nog meer macht en welvaart naar Rome zou kunnen brengen. Argwaan bij de politieke en bestuurlijke leiders van de stad (zoals de ‘tribune’ – Latijn: ‘tribunus’) die de macht en de ambitie van Caesar vreesden. Zij wilden de republiek Rome houden zoals deze was; misschien zou Caesar zich willen laten kronen tot koning of keizer, een actie die zou kunnen leiden tot de instelling van een almachtige vorst en alleenheerser. Marcus Brutus, Cassius, Casca en Decius (een andere Brutus) besluiten Caesar te doden. De gevolgen van die moord leiden tot ontrust, opstand en nieuwe slachtoffers.

Caesar:
Let me have men about me that are fat,
Sleek-headed men, and such as sleep o’ nights.
Yond Cassius has a lean and hungry look.
He thinks too much; such men are dangerous.
(Act I, Scene II, lines 192-195)




^ Terug naar boven

Het boek - Moeilijkheid

DE TAAL

De woorden en de zinnen in ‘Julius Caesar’ zijn zonder meer lastig te noemen. De taal is ‘modern’ Engels, maar dan wel het moderne Engels uit het eind van de 16e en het begin van de 17e eeuw. Shakespeare gebruikte heel veel woorden die niet langer bestaan in het Engels of die tegenwoordig een andere betekenis hebben.
Er zijn nauwelijks regieaanwijzingen, op een paar zinnen na (‘Rome. A street.’ Of iets dergelijks). Soms rijmen zinnen, maar vaker niet; die zinnen zijn geschreven in blank verse: het rijmt niet maar de zin heeft wel een bepaald ritme, een bepaalde cadans.

Antony:
And Casear’s spirit ranging for revenge,
With Até by his side, come hot from hell,
Shall in these confines, with a monarch’s voice,
Cry ‘Havoc!’ and let slip the dogs of war,
That this foul deed shall smell above the earth
With carrion men, groaning for burial.
(Act III, Scene I, lines 274-279)


DE TAAL EN HET VERHAAL

De taal van ‘Julius Caesar’ is zonder meer moeilijk, een gevolg van het feit dat het toneelstuk al honderden jaren oud is. Niet alleen zijn de woorden vaak moeilijk en de zinnen iets afwijkend van het hedendaagse Engels, maar ook suggereerde Shakespeare met zijn taal meer dan hij letterlijk zei. Er zijn verwijzingen naar democratie en dictatuur, naar moed en lafheid, naar politieke en maatschappelijke situaties: vaak heeft een tekst een grote ambiguïteit.
Het verhaal is bij Shakespeare vaak minder belangrijk dan de boodschap die hij wil overbrengen in zijn stukken. Zo’n boodschap zit (uiteraard) duidelijker in de ernstige stukken – zoals de tragedies en de historische stukken – dan in de komedies, maar in alle stukken zit wel een zekere boodschap.
Op basis van deze eigenschappen is ‘Julius Caesar’ een boek met een literair niveau C 5e en een taal-(ERK-)niveau C2.

Antony:
Here, under leave of Brutus, and the rest, –
For Brutus is an honourable man,
So are they all; all honourable men, –
Come I to speak in Caesar’s funeral.
He was my friend, faithful and just to me;
But Brutus says he was ambitious,
And Brutus is an honourable man.
(Act III, Scene II, lines 78-84)


Schrijfstijl:

De tragedie ‘Julius Caesar’ is heel mooi geschreven. Het gaat weliswaar om een moord op een groot legerleider, maar die moord vindt al halverwege het verhaal plaats. De gevolgen van die moord zijn uiteindelijk veel belangrijker dan de betreffende moord.
Ondanks het feit dat er verscheidene doden vallen, is dit niet een toneelstuk waarin de actie voorop staat. Het gaat met name om de ideeën van de karakters: over macht en rechtvaardigheid, over het beste voor het land, over (een soort) democratie en alleenheerschappij.

Caesar:
I could be well moved, if I were as you.
If I could pray to move, prayers would move me;
But I am constant as the northern star,
Of whose true-fixed, and resting quality,
There is no fellow in the firmament.
(Act III, Scene I, lines 60-64)



^ Terug naar boven

Het boek - het verhaal

Actie:

‘Julius Caesar’ is een verhaal met niet al te veel actie. Dat is verwonderlijk, aangezien het allemaal draait om een moord op een militaire en politieke leider. Maar die moord zelf wordt al halverwege het verhaal gepleegd. En de daarop volgende strijd (burgeroorlog) vindt voornamelijk off-stage plaats. Het gaat in dit stuk met name om de voorbereidingen en de motieven voor de moord; en later om de gevolgen van die ene moord.

Casca:
He doth, for he did bid Antonius
Send word to you he would be here tomorrow.

Cicero:
Goodnight then, Casca. This disturbed sky
Is not to walk in.
(Act I, Scene III, lines 37-40)


Tijd:

‘Julius Caesar’ speelt zich af in de eerste eeuw vóór Christus. Het jaar 44 vóór Christus was het jaar waarin Julius Caesar terugkeerde van een succesvolle strijd. De bevolking van Rome is heel enthousiast, maar de bestuurders van de stadsstaat (‘tribunes’) zijn bang voor zijn macht en zijn ambitie. Als Caesar de kroon van de stad aangeboden krijgt, weigert hij, maar de bestuurders en de andere notabelen vrezen dat hij zal zwichten voor de verlokkingen van de macht. Ze besluiten hem te doden.

Caesar:
Who is it in the press that calls on me?
I hear a tongue shriller than all the music
Cry, ‘Caesar.’ Speak! Caesar is turned to hear.

Soothsayer:
Beware the Ides of March!
(Act I, Scene II, lines 15-18)


Plaats:

De setting van ‘Julius Caesar’ is voornamelijk Italië. Veel gebeurtenissen spelen zich af in Rome, andere handelingen vinden plaats in de buurt van de steden Sardis (in het zuiden van het huidigeTurkije) en Philippi (in het huidige Griekenland). Eigenlijk had Shakespeare zich moeten houden aan de eenheid van plaats, maar hij heeft deze verschillende plekken nodig, omdat hij ook duidelijk wil maken wat er gebeurt na de dood van Caesar.

Brutus:
How ill this taper burns. Ha! Who comes here?
I think it is the weakness of mine eyes
That shapes this monstrous apparition.
It comes upon me. Art thou any thing?
Art thou some god, some angel, or some devil,
That makest my blood cold, and my hair to stare?
Speak to me what thou art?

Ghost:
Thy evil spirit, Brutus!

Brutus:

Why comest thou?

Ghost:
To tell thee thou shalt see me at Philippi.
(Act IV, Scene III, lines 274-282)


Verhaallijn:

Er is één belangrijke verhaallijn in ‘Julius Caesar’: wat zal er gebeuren met de machtsverhoudingen in Rome, zowel vóór als na de dood van Julius Caesar?

Caesar:
Et tu, Brute? Then fall Caesar.
(Act III, Scene I, line 79)


Verteller:

De tragedie ‘Julius Caesar’ heeft geen verteller. Er is nooit een stem van buiten of van boven die commentaar geeft op de gebeurtenissen. Wat niet wegneemt dat er wel eens commentaar is op een gebeurtenis; maar dat gebeurt dan door een karakter in het toneelstuk zelf.
In ‘Julius Caesar’ is er zo nu en dan commentaar van een waarzegger (die bijvoorbeeld een ramp of onheil aankondigt) of een soldaat (die rapporteert wat er op het slagveld plaatsvindt).

Caesar:
Cowards die many times before their deaths;
The valiant never taste of death but once.
(Act II, Scene II, lines 32-33)

 




^ Terug naar boven

Het boek - de karakters

Hoofdkarakters:

De hoofdkarakters in ‘Julius Caesar’ zijn:
• Julius Caesar: een dappere legerleider en bekwame bestuurder. Caesar is lichamelijk niet al te sterk, maar qua karakter is hij dat wel. Vaak voelt hij zich gevleid door de aandacht die hij krijgt. Zelf vindt hij dat trots één van zijn slechte eigenschappen is;
• Brutus (Marcus Brutus): één van de samenzweerders tegen Caesar. Hij is aardig voor zijn vrouw en voor zijn bedienden; iedereen vindt hem een nobele en eervolle leider. Toch stemt hij erin toe dat Caesar vermoord moet worden;
• Cassius (Caius Cassius): een samenzweerder met zwakke en sterke kanten. Hij wil Caesar vermoorden, maar als het zo ver is, durft hij eigenlijk niet. Hij is een trotse man en hij windt zich snel op;
• Antonius (a.k.a. Marcus Antonius of Mark Antony): een jonge en veelbelovende politieke leider. Eerst lijkt hij een zorgeloze man die maar zo’n beetje vrolijk van het leven geniet, maar later blijkt dat hij Caesar wil helpen om veel steun te krijgen. Als Caesar later dood is, is Antonius degene die besluit wie er gedood zal moeten worden.


Bijfiguren:

De belangrijkste bijfiguren in ‘Julius Caesar’ zijn:
• Triumvirs na de dood van Julius Caesar: Octavius Caesar, Marcus Aemilius Lepidus;
• Senatoren: Cicero, Publius, Popilius Lena;
• Samenzweerders tegen Julius Caesar: Casca, Trebonius, Legarius, Decius (Decius Brutus), Metellus Cimber, Cinna;
• Tribunes (stadsbestuurders): Flavius, Marullus;
• Dichters: Cinna en Artemidorus;
• Een waarzegger (‘soothsayer’);
• Vrienden van Brutus en Cassius: Lucilius, Titinius, Messala, Young Cato, Volumnius;
• Dienaren van Brutus: Varro, Clitus, Claudius, Strato, Lucius, Dardanius;
• Pindarus: een dienaar (en slaaf) van Cassius;
• Calpurnia: de vrouw van Caesar;
• Portia: de vrouw van Brutus;
• Senatoren, burgers en lijfwachten.





^ Terug naar boven

Het boek - verder


Film:

‘Julius Caesar’ is meerdere malen verfilmd. Ook zijn er talloze verwijzingen naar karakters uit het toneelstuk; scenes uit het toneelstuk en citaten zijn gebruikt in literatuur (Fahrenheit 451, The Fault in Our Stars), in andere toneelstukken, in films en in muziek, zowel in de klassieke muziek (Robert Shumann, John Ireland) als in de popmuziek (door bands als Iron Maiden en The Dead Kennedys)

Cassius:
Why, man, he doth bestride the narrow world
Like a Colossus, and we petty men
Walk under his huge legs, and peep about
To find ourselves dishourable graves.
Men at some time are masters of their fates.
The fault, dear Brutus, is not in our stars,
But in ourselves, that we are underlings.
(Act I, Scene II, lines 135-141)


Overig:

Het historische toneelstuk ‘Julius Caesar’ is een ernstig verhaal, een tragedie eigenlijk. Er zijn weinig vrolijke momenten, momenten die voor een comic relief zouden kunnen zorgen.
Ook is het bijzonder dat het hoofdkarakter Julius Caesar – de persoon naar wie dit stuk genoemd is – al halverwege het toneelstuk vermoord wordt. Het verhaal gaat dan ook voor een groot deel over de gevolgen van deze (politieke) moord.



^ Terug naar boven

Auteur en Werken

Link naar pagina over auteur
-->Informatie over William Shakespeare.

Auteur:

Werken:


^ Terug naar boven

Meer

Leessuggesties:

Als je dit een mooi boek vond, zou je ook kunnen lezen:
• The Napoleon of Notting Hill van G.K. Chesterton
• The Client van John Grisham
• 11/22/1963 van Stephen King


Citaat:
Brutus:
Be patient till the last.
Romans, countrymen, and lovers! Hear me for my cause, and be silent, that you may hear: believe me for mine honour, and have respect to mine honour, that you may believe: censure me in your wisdom, and awake your senses, that you may the better judge. If there be any in this assembly, any dear friend of Caesar's, to him I say, that Brutus' love to Caesar was no less than his. If then that friend demand why Brutus rose against Caesar, this is my answer: – Not that I loved Caesar less, but that I loved Rome more. Had you rather Caesar were living and die all slaves, than that Caesar were dead, to live all free men? As Caesar loved me, I weep for him; as he was fortunate, I rejoice at it; as he was valiant, I honour him: but, as he was ambitious, I slew him. There is tears for his love; joy for his fortune; honour for his valour; and death for his ambition. Who is here so base that would be a bondman? If any, speak; for him have I offended. Who is here so rude that would not be a Roman? If any, speak; for him have I offended. Who is here so vile that will not love his country? If any, speak; for him have I offended. I pause for a reply.

All:
None, Brutus, none.
(Act III, Scene II, Lines 12-31)

Vragen over het boek:

1. Wat is het verschil tussen de twee monologen die Brutus en Antonius houden – alleenspraken die beide min of meer op dezelfde manier beginnen: ’Romans, countrymen and lovers …’ en ‘Friends, Romans, countrymen …’?
2. Wat veroorzaakt volgens jou de ondergang van Brutus?
3. Welke aanwijzingen krijgt Caesar zoal over het naderende onheil? Geef ten minste drie voorbeelden uit de tekst.
4. Is Julius Caesar een dappere man, een roekeloze man of iets anders? Analyseer zijn karakter aan de hand van een drietal voorbeelden uit de tekst.




^ Terug naar boven

Comments are closed.