Her doctor had told Julian's mother that she must lose twenty pounds on account of her blood pressure, so on Wednesday nights Julian had to take her downtown on the bus for a reducing class at the Y. The reducing class was designed for working girls over fifty, who weighed from 165 to 200 pounds. His mother was one of the slimmer ones, but she said ladies did not tell their age or weight. She would not ride the buses by herself at night since they had been integrated, and because the reducing class was one of her few pleasures, necessary for her health, and free, she said Julian could at least put himself out to take her, considering all she did for him. Julian did not like to consider all she did for him, but every Wednesday night he braced himself and took her. She was almost ready to go, standing before the hall mirror, putting on her hat, while he, his hands behind him, appeared pinned to the door frame, waiting like Saint Sebastian for the arrows to begin piercing him. The hat was new and had cost her seven dollars and a half. She kept saying, ‘Maybe I shouldn't have paid that for it. No, I shouldn't have. I'll take it off and return it tomorrow. I shouldn't have bought it.’

© Penguin Random House Company / Farrar, Straus and Giroux, 1971

De bundel ‘Everything That Rises Must Converge’ bevat de volgende verhalen:
1. ‘Everything That Rises Must Converge‘ (17 pp.): Een man brengt zijn iets te dikke moeder naar een vermageringscursus ('a reducing class');
2. ‘Greenleaf‘ (25 pp.): Een boerin met twee luie zoons heeft weinig hulp van haar zwarte boerenknecht;
3. ‘A View of the Woods‘ (23 pp.): Een opa is dol op zijn ene kleindochter – totdat zij het niet met hem eens blijkt te zijn;
4. ‘The Enduring Chill‘ (27 pp.): Een artistieke jongeman wacht op zijn dood bij moeder thuis;
5. ‘The Comforts of Home‘ (24 pp.): Een jongeman wil voorkomen dat zijn moeder wordt ingepalmd door een vreemde jonge vrouw;
6. ‘The Lame Shall Enter First‘ (45 pp.): Een welzijnswerker neemt een kleine crimineel in huis om zijn zoontje te leren wat dankbaarheid is;
7. ‘Revelation‘ (6 pp.): Een vrouw denkt na over hoe bevoorrecht ze is wanneer ze in een dokterswachtkamer zit. Maar niet iedereen waardeert haar dankbaarheid;
8. ‘Parker's Back‘ (23 pp.): Een man heeft wel veel tatoeages, maar slechts weinig gevoelens voor zijn echtgenote;
9. ‘Judgement Day‘ (22 pp.): Een oude man wil eventueel wel doodgaan in New York City, maar hij wil in Georgia begraven worden.

ERK Niveau:

B2

Schrijver:

Flannery O’Connor

Jaar van uitgave:

1965

Aantal pagina's:

150

Tijd waarin het verhaal zich afspeelt:

1940-1960

Plaats van handeling:

USA (Georgia)

Bijzonderheden:

Een verhalenbundel met daarin 9 korte verhalen van Flannery O’Connor.

IS HET BOEK VOOR JOU INTERESSANT?

Als je een collectie short stories wilt lezen van een meester in dit genre, dan is ‘Everything That Rises Must Converge’ een prima keus. Flannery O’Connor beheerste de techniek van het korte verhaal tot in de finesse.

WAT MOET JE WETEN?

Mrs. O’Connor schreef over het gebied dat en de mensen die ze het beste kende: The South en The Southerners. Zij beschrijft met compassie de arme, kansloze zuiderlingen (vooral de zwarten) en genadeloos de onwetenden en discriminerenden. Hoewel ze de zwarte mensen vrij consequent ‘niggers’ noemt, is dat nergens neerbuigend bedoeld: Flannery O’Connor had juist veel mededogen met haar zwarte landgenoten.

DE TAAL

De woorden en de zinnen in ‘Everything That Rises Must Converge’ zijn eigenlijk nergens moeilijk, ondanks het ‘literaire’ van haar verhalen. Zij gebruikt geen moeilijke woorden. Wel is ze niet altijd even netjes in haar taalgebruik: ze gebruikt vrij vaak vloek- en scheldwoorden. Woorden als ‘Goddam’, ‘Jesus Christ’ en ‘niggers’ komen veelvuldig voor.
De alinea’s zijn van een normale lengte. De verhalen zijn soms vrij kort, maar vaker behoorlijk lang. Er zijn veel dialogen.

DE TAAL EN HET VERHAAL

De taal van ‘Everything That Rises Must Converge’ is heel goed te volgen. Mrs. O’Connor gebruikt vaak de spreektaal van de slecht-ontwikkelde zuiderling.
De verhalen zijn altijd bijzonder. Sommige zijn verrassend, andere ontroerend – andere zijn zonder meer subliem te noemen. Flannery O’Connor is een meester van de short story.
Opvallend is dat er veel geweld wordt gesuggereerd in de verhalen. Er vallen doden, er wordt soms gemoord. Maar zelden is dat expliciet – soms is het zelfs onduidelijk of er überhaupt een misdaad plaatsvindt.
Op basis van deze eigenschappen is ‘Everything That Rises Must Converge’ een boek met een literair niveau C 5b en een taal-(ERK-)niveau B2.

Schrijfstijl:

‘Everything That Rises Must Converge’ is een mooie bundel met negen verhalen van Flannery O’Connor. Ms O’Connor schreef en herschreef haar verhalen totdat ze volgens haar perfect waren. En dat is te merken aan de verhalen: ze zijn compact en er staat geen woord te veel in. Voor de liefhebber van de short story is deze bundel verplichte kost.

Actie:

De bundel ‘Everything That Rises Must Converge’ bevat over het algemeen verhalen met weinig actie. Toch is dat geen gemis: er gebeurt wel degelijk het een en ander in de verhalen: mensen pesten, mishandelen en vermoorden zelfs elkaar – maar meestal spelen deze gebeurtenissen zich off-stage af.

Tijd:

‘Everything That Rises Must Converge’ gaat over de jaren 1940-1960.

Plaats:

De setting van ‘Everything That Rises Must Converge’ is de USA. Heel vaak is de locatie het platteland van het zuiden (staten als Georgia, bijvoorbeeld), maar één verhaal speelt zich af in New York City (hoewel het uiteindelijk ook over Georgia gaat).

Verhaallijn:

Er zijn veel verschillende verhaallijnen in ‘Everything That Rises Must Converge’.

Verteller:

De bundel ‘Everything That Rises Must Converge’ heeft een auctoriale verteller.

Hoofdkarakters:

De hoofdkarakters in ‘Everything That Rises Must Converge’ zijn:
1. Ruby Hill: een 34-jarige vrouw met een slechte conditie;
2. Mrs. May: een boerin met veel grond en weinig geld; haar zwarte knecht, Mr. Greenleaf;
3. Mr. Fortune en zijn kleindochter May Fortune Pitts;
4. Asbury, een artistieke ziekelijke jongeman en zijn moeder, Mrs. Fox;
5. Thomas: een 50-jarige man die nog bij zijn moeder thuis woont;
6. Sheppard, een welzijnswerker, zijn 10-jarige zoon Norton en een kleine crimineel, de 14-jarige Rufus Johnson;
7. Mrs. Turpin, een ‘deftige’ boerin en haar man, Claud;
8. O.E. Parker: een 28-jarige handelaar in fruit die zo veel mogelijk tatoeages wil hebben;
9. Tanner: een oude man uit Georgia die tijdelijk bij zijn dochter in New York woont.

Bijfiguren:

De belangrijkste bijfiguren in ‘Everything That Rises Must Converge’ zijn:
1. Mr. Jerger en Laverne: buren van Mrs. Hill;
2. Scofield en Wesley: de al wat oudere zoons van Mrs. May;
3. Mr. Pitts: de vader van May Fortune en de schoonzoon van Mr. Fortune;
4. Mary George, de dochter des huizes, Doctor Block en de zwarte knechten Randall en Morgan;
5. De moeder van Thomas en Star (Sarah Ham), een vreemd meisje;
6. Enkele politieagenten;
7. Patiënten in de dokters wachtkamer, waaronder een ‘nette’ dame en haar dochter, Mary Grace;
8. Sarah Ruth Cates: de echtgenote van Parker;
9. Coleman Parrum: de zwarte bediende van Tanner.

Website:

http://www.sparknotes.com/short-stories/everything-that-rises-must-converge/

Film:

De verhalen van ‘Everything That Rises Must Converge’ zijn niet verfilmd.

Overig:

De bundel ‘Everything That Rises Must Converge’ bevat 9 korte verhalen van Flannery O’Connor.

Link naar pagina over auteur

-->Informatie over Flannery O’Connor.

Leessuggesties:

Als je dit een mooi boek vond, zou je ook kunnen lezen:
• The Unvanquished van William Faulkner
• The Ballad of the Sad Café and Other Stories van Carson McCullers
• Love van Toni Morrison

Citaat:

The woman with the red and white canvas sandals had risen at the same time the Negro sat down and had gone further back in the bus and taken the seat of the woman who had got off. His mother leaned forward and cast her an approving look. (p.34)

Vragen over het boek:

Analyseer de onderstaande verhalen:
1. ‘Greenleaf‘
2. ‘The Comforts of Home‘
3. ‘Everything That Rises Must Converge‘
4. ‘The Lame Shall Enter First‘