Wanneer een Russische geheim agent overloopt naar de USA, blijkt dat er overal verraad is gepleegd: in de USA, in de Sovjet-Unie, op Cuba, maar ook in Frankrijk.
Twee pubers worden aan de zorg van een kennis toevertrouwd omdat hun ouders voor langere tijd naar Azië gaan. Alles went, ook het opgroeien zonder ouders (van wie ze lange tijd niets horen). Maar dan blijkt de moeder helemaal niet zo ver bij hen vandaan te wonen …
Als de laatste opdracht van de spion Leamas in West-Berlijn mislukt, besluit de Britse geheime dienst hem als dubbelspion achter het IJzeren Gordijn te laten infiltreren …
Als Beryl en haar broer Jordan horen dat hun vermoorde ouders (die geheime agenten waren voor de Britse geheime dienst) misschien ooit spioneerden voor de vijand besluiten ze – twintig jaar na de moorden – op onderzoek uit te gaan. Daarbij worden ze geholpen door een Amerikaan die hun ouders goed kende, de stoere Richard Wolf.
Leonard Marnham gaat werken in West-Berlijn. Het is 1955. De stad is nog steeds in opbouw na de Tweede Wereldoorlog en Leonard mag daar aan meehelpen. Maar het werk dat hij doet is nogal illegaal. En terwijl hij zich hoe langer hoe beter thuis voelt op zijn werk en in de stad, gaat zijn relatie een zeer turbulente tijd tegemoet.
Als Ginger een oude vijand uit de Tweede Wereldoorlog, Erich von Stalhein, tegenkomt, begint er bij Biggles een lampje te branden: dit klopt niet. En ja, hoor, het is niet in orde: Von Stalhein is in Engeland om soldaten over te halen om naar de andere kant van het IJzeren Gordijn te gaan. Biggles zoekt uit waarom dat zo is.
Biggles en zijn mannen krijgen de opdracht om naar een onherbergzaam gebied in Noordoost Azië te gaan. Daar, ergens op de grens tussen China, de Sovjet-Unie en Mongolië, wordt een groep wetenschappers gegijzeld. Maar waarom eigenlijk?